De zaak van het Sparta-schilderij: is de “vinder” eigenaar geworden? (UPDATE)

Gepubliceerd op 30 december 2011 om 21:45

Voetbalclub Sparta is sinds november 2010 bezig om een olieverfschilderij van J.H. van Mastenbroek, getiteld “Zicht op Delfshaven”, terug te krijgen.

 

In een uitzending van het televisieprogramma “Tussen Kunst & Kitsch” presenteerde de heer X zich als eigenaar van het schilderij, dat hij al jaren in handen had. X is timmerman van beroep, en hij stelt dat hij het schilderij in 1997 bij verbouwingswerkzaamheden aan het Sparta stadion (“het Kasteel”) bij de vuilnis aantrof. De expert die tijdens de uitzending aanwezig was waardeerde het schilderij op een bedrag tussen € 20.000 tot € 25.000.

 

Sparta stelt zich op het standpunt eigenaar van het schilderij te zijn. Sparta betwist dat zij het schilderij heeft willen weggooien. Het was een geschenk van de “Oer-Spartanen” en sinds de jaren dertig van de vorige eeuw in haar bezit. Het hing al die tijd in de bestuurskamer van Sparta. Het schilderij is, zo stelt Sparta, in 1997 op het Sparta-terrein opgeslagen in een container tezamen met overige inventaris uit de bestuurskamer. Nadat de verbouwing van het Kasteel was voltooid, ontdekte Sparta dat het schilderij was verdwenen. Sparta heeft X gevraagd om het schilderij terug te geven. Dat heeft X haar geweigerd.


Beslag en kort geding tot afgifte

Sparta heeft in december 2010 getracht beslag te leggen op het schilderij. Bij de (poging tot) beslaglegging heeft X verklaard dat hij het schilderij niet meer had; hij stelde dat hij het schilderij na de opname verkocht had aan een daar aanwezige persoon. Dat bleek nadien niet waar; X had het schilderij nog steeds onder zich.

Daarop startte Sparta tegen X een kort geding procedure tot afgifte van het schilderij. Bij vonnis van 22 februari 2011 wees de Voorzieningenrechter de gevorderde afgifte af. Het Burgerlijk Wetboek bepaalt in artikel 3:119 lid 1 dat de bezitter van een goed wordt vermoed rechthebbende te zijn. Sparta was er, naar het oordeel van de Voorzieningenrechter, niet in geslaagd dat vermoeden te weerleggen.

“De voorliggende vraag is of (de rechtsvoorganger van) Sparta het bezit van het schilderij heeft prijsgegeven om zich van de eigendom te ontdoen, in de zin van artikel 5:18 BW, dan wel [X] daarop gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen. Bij de beantwoording van deze vraag kunnen alle feitelijke omstandigheden rond het verlies van het bezit door Sparta en de verkrijging van het schilderij door [X] van belang zijn. Indien het schilderij bij de verbouwing in 1997 door medewerkers van een bouwbedrijf naar een afvalcontainer is afgevoerd, zoals [X] stelt (maar Sparta heeft betwist), kan onder omstandigheden op [X] de plicht hebben gerust om te onderzoeken of Sparta zich daadwerkelijk van het schilderij heeft willen ontdoen. (…)”

De Voorzieningenrechter oordeelde dat een nader onderzoek naar de feiten nodig was, en dat een kort geding procedure zich daar in beginsel niet voor leent.

Voorts zag de Voorzieningenrechter aanleiding gerechtelijke bewaring van het schilderij te bevelen. Daarbij achtte de Voorzieningenrechter onder meer van belang dat X in strijd met de waarheid aan de gerechtsdeurwaarder had verklaard dat hij het schilderij al had verkocht, waarmee de bij Sparta bestaande vrees voor verduistering niet geheel ongerechtvaardigd werd geacht.

 

Bodemprocedure tot revindicatie

Op 3 januari 2011 heeft Sparta bij de Rechtbank Rotterdam een bodemprocedure tegen X aanhangig gemaakt. Zij vordert (primair) revindicatie (teruggave) van het schilderij.

De Rechtbank heeft op 7 september 2011 een tussenvonnis gewezen.

X stelt dat hij als eigenaar van het schilderij moet worden aangemerkt op de voet van artikel 5:18 BW. Krachtens artikel 5:18 BW wordt de eigendom van een roerende zaak verloren als de eigenaar het bezit ervan prijsgeeft met het oogmerk zich van de eigendom te ontdoen. Gevolg daarvan is dat de zaak (in ieder geval tijdelijk) niemand toebehoort (“res derelicta”). Artikel 5:4 BW bepaalt dat degene die een aan niemand toebehorende zaak in bezit neemt de eigendom daarvan krijgt.

 

Het prijsgeven van het bezit van de zaak met het oogmerk zich van de eigendom te ontdoen is een rechtshandeling, waarop de artikelen 3:33 en 3:35 BW van toepassing zijn, aldus het oordeel van de Rechtbank. Nu Sparta niet de wil had afstand te doen van de eigendom van het schilderij (artikel 3:33 BW), dient beoordeeld te worden of X erop heeft mogen vertrouwen dat Sparta afstand wilde doen van het schilderij (artikel 3:35 BW).

 

Daarvoor is, aldus de Rechtbank, onder meer van belang of een leek op het gebied van schilderkunst aan het schilderij zou kunnen zien dat dit een bijzonder en waardevol schilderij is. En voor zover het schilderij op een onwetende derde niet waardevol overkomt, is de Rechtbank van oordeel dat, indien X zijn stellingen over de gang van zaken over hoe hij het schilderij heeft verkregen hard kan maken, X erop mocht vertrouwen dat Sparta afstand van haar eigendomsrecht wilde doen (o.a. het schilderij werd gevonden op een bouwplaats, het schilderij bevond zich op een kruiwagen temidden van inhoud die voor de vuilstort bestemd was en de lijst om het schilderij was beschadigd).

 

De Rechtbank vervolgt met de overweging dat voor zover X niet in voornoemd bewijs zou slagen, hij geen eigenaar van het schilderij is geworden. In dat geval had hij immers op de voet van het bepaalde in artikel 5:5 lid 1 sub a BW aangifte bij de politie moeten doen om voor eigendom in aanmerking te komen.

 

In het tussenvonnis van 7 september 2011 is X opgedragen tot bewijslevering.


UPDATE 30 november 2011

De Rechtbank heeft op 2 november 2011 een tweede tussenvonnis gewezen in deze zaak. De Rechtbank wenst zich een beter oordeel te kunnen vormen over het schilderij en heeft een bezichtiging van het schilderij bevolen voor januari 2012.

 

Wordt vervolgd...

 

Auteursrecht: Deze bijdrage is onderzocht, geschreven en gepubliceerd voor de Blog over Kunstrecht van Oostwaard via oostwaard.com/kunstrecht. Het auteursrecht op deze bijdrage berust bij Oostwaard. Het is, anders dan het delen of plaatsen van een link naar de bijdrage, niet toegestaan deze bijdrage (al dan niet in bewerkte vorm) te verveelvoudigen en/of openbaar te maken, behoudens schriftelijke goedkeuring door Oostwaard. Het is niet toegestaan het materiaal te gebruiken in een context waarvoor deze niet bedoeld is. De gebruiker vrijwaart Oostwaard voor eventuele aanspraken van derden naar aanleiding van gebruik van het betreffende materiaal.