Nederlandse rechter bevoegd te oordelen over eigendomkwestie schilderij na beslag kunstbeurs TEFAF

Gepubliceerd op 22 oktober 2012 om 13:39

Bij arrest van 11 oktober 2012  heeft het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch in hoger beroep beslist dat de Nederlandse rechter bevoegd is te oordelen over de aanbieding van het schilderij "Madonna della Candalabre" van Antonio Rosselino  op de kunst- en antiekbeurs TEFAF 2010.


Het kunstwerk werd op de kunst- en antiekbeurs TEFAF in maart 2010 aangeboden door een Italiaanse kunsthandelaar (Alessandro Cesati). De Amerikaanse vennootschap Renaissance Art Investors LLC ("RAI") herkende in het schilderij haar schilderij "Madonna and Child" dat zij ter consignatie had gegeven voor verkoop aan Salander O'Reilly Galleries LLC, te New York. RAI liet in Maastricht beslag leggen op het schilderij en begon een procedure bij de rechtbank Maastricht in Nederland. RAI stelde dat het schilderij haar eigendom zou zijn, dat Salander het werk zonder toestemming van RAI op onrechtmatige wijze had verkocht en dat Cesati het werk onrechtmatig op de Tefaf zou hebben aangeboden. 


Er ontstond discussie of de rechtbank wel bevoegd was om over de zaak te oordelen. De rechtbank vond van niet. Zij vond dat de zaak in de kern over opeising van eigendom ging. Dat moest volgens de rechtbank niet door de Nederlandse rechter, maar door de Italiaanse rechter worden beoordeeld, want Cesati is in Italië gevestigd. Voor eigendomsvorderingen geldt naar het oordeel van de rechtbank de hoofdregel dat de rechterlijke instantie van de plaats waar de gedaagde woonachtig is bevoegd is (EEX-Vo nr. 44/2001).


Het feit dat de procedure er ook over ging of Cesati schade had veroorzaakt door het kunstwerk tijdens de TEFAF onrechtmatig te koop aan te bieden was naar het oordeel van de rechtbank niet van belang. De rechtbank vond dat een redelijke uitleg van de EEX-Vo met zich mee bracht dat het kerngeschil bepaalt door welke rechter een zaak moet worden beoordeeld en dat nevenvorderingen dat kerngeschil daarin volgen en niet andersom. Het belang van bescherming van de integriteit van de TEFAF en de Nederlandse rechtsorde, maakte het oordeel van de rechtbank niet anders.


In hoger beroep oordeelde het gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat de rechtbank EEX-Vo 44/2001 verkeerd had uitgelegd. Het gerechtshof achtte een uitzonderingsregel op de hoofdregel wel van toepassing. RAI had immers gesteld dat Cesati in Maastricht onrechtmatig had gehandeld, waarmee de rechter waar het onrechtmatig handelen plaatsvindt ook bevoegd is om te oordelen (art. 5, lid 3 EEX-Verordening).


Commentaar Oostwaard
Het Gerechtshof oordeelt strikt en kijkt louter of er voldaan is aan de Europeesrechtelijke bevoegdheidseisen. Zij kijkt naar de grondslag van de vordering en komt dan tot een bevoegdverklaring. Het onderscheid hoofd-of nevenvorderingen is niet relevant.
Een terechte uitspraak. Het geeft de rechtzoekende een helder handvat naar welke rechter hij kan gaan. Ook een wenselijk oordeel. Maastricht is tijdens de TEFAF een internationale marktplaats voor kunstvoorwerpen. Er is belang bij dat de lokale rechter dan ook optreedt en de integriteit van die marktplaats beschermt. Dit is in overeenstemming met een uitspraak van de rechtbank te New York in 2010, die uitdrukkelijk de positie van New York als een van de centra van de kunsthandel, mede bepalend achtte in de uitkomst van een zaak (Bakalar vs Vavra). De rechter oordeelde in die zaak dat New York geen vergaarbak moest worden van gestolen kunst.
Ook de internationale positie van Maastricht impliceert dat geschillen die in verband met de TEFAF ontstaan ook in Nederland berecht behoren te worden.

 

Link naar het arrest van 11 oktober 2012

 

 

Auteursrecht: Deze bijdrage is onderzocht, geschreven en gepubliceerd voor de Blog over Kunstrecht van Oostwaard via oostwaard.com/kunstrecht. Het auteursrecht op deze bijdrage berust bij Oostwaard. Het is, anders dan het delen of plaatsen van een link naar de bijdrage, niet toegestaan deze bijdrage (al dan niet in bewerkte vorm) te verveelvoudigen en/of openbaar te maken, behoudens schriftelijke goedkeuring door Oostwaard. Het is niet toegestaan het materiaal te gebruiken in een context waarvoor deze niet bedoeld is. De gebruiker vrijwaart Oostwaard voor eventuele aanspraken van derden naar aanleiding van gebruik van het betreffende materiaal.