Verkoop op consignatiebasis, kopers opgelet!

Gepubliceerd op 3 januari 2012 om 10:55

Kunstvoorwerpen worden regelmatig op zogenaamde consignatiebasis via kunsthandelaren aangeboden. Dit betekent dat de kunsthandelaar niet zelf eigenaar is van het aangeboden werk.

 

Het werk is (in de regel) in eigendom bij zijn of haar opdrachtgever, ook wel "achterman" genoemd. De achterman heeft de zaak aan de handelaar afgegeven met de opdracht deze in eigen naam, voor rekening van de achterman te verkopen en te leveren aan een ander (koper). Omdat de kunsthandelaar daarbij in eigen naam handelt, is de koper veelal onkundig van het bestaan van een achterman. De rechtsverhouding tussen de achterman en de kunsthandelaar kan niettemin gevolgen hebben voor de (nietsvermoedende) koper, zo blijkt uit een arrest van de Hoge Raad van 14 januari 2011 (HR 14 januari 2011, RvdW 2011, 132). Doorvragen bij de kunsthandelaar kan in die gevallen tòch lonen, om discussies achteraf te vermijden.

 

Feiten
Eigenaren hebben door erfopvolging een schilderij van H.W. Mesdag in eigendom verkregen. Dit schilderij is door de eigenaren afgegeven aan Handelaar 1 met de opdracht het schilderij voor hen te verkopen. Ingevolge een daartoe door Handelaar 1 met Handelaar 2 gesloten consignatieovereenkomst krijgt Handelaar 2 het schilderij vervolgens onder zich.

De consignatieovereenkomst als zodanig is niet geregeld in het BW. Het is een species van lastgeving in eigen naam (art. 7:414 lid 1 jo. lid 2 BW). Dit houdt in een terhandstelling van een roerende zaak (de Mesdag) aan een tussenpersoon (Handelaar 2) met de opdracht op deze zaak in eigen naam, voor rekening van de (indirecte) achterman (de eigenaren) te verkopen.

De onderhavige consignatieovereenkomst bevatte twee extra bepalingen, te weten (1) een minimale verkoopprijs van 135.000 euro en (2) de afspraak dat voorafgaand aan de verkoop overleg over de uiteindelijke verkoopprijs moest plaatsvinden tussen de twee handelaren.

Enkele dagen na ontvangst van de Mesdag leverde Handelaar 2 het schilderij af bij de kopers. Daarbij werd op schrift gesteld dat de waarde van de Mesdag 80.000 euro bedroeg en dat door overdracht van onder meer de Mesdag een schuld van Handelaar 2 bij kopers (uit hoofde van een eerdere transactie) werd vereffend. Voorafgaand aan deze verkoop had geen overleg plaatsgevonden tussen de twee handelaren over de uiteindelijke verkoopprijs.

 

Beslissing
In eerste aanleg concludeerde de Rechtbank Breda dat kopers het schilderij van een beschikkingsonbevoegde vervreemder hadden verkregen, nu Handelaar 2 zich niet had gehouden aan de minimale verkoopprijs, noch aan de voorwaarde van overleg. Bovendien oordeelde de rechtbank dat kopers niet met succes een beroep konden doen op derdenbescherming vanwege het ontbreken van goede trouw. De eigenaren waren eigenaar gebleven en zij konden het schilderij van kopers opvorderen.

In hoger beroep vernietigde het Hof Den Bosch de uitspraak van de rechtbank in eerste aanleg. Het Hof oordeelde dat Handelaar 2 weliswaar in zijn verplichtingen onder de consignatieovereenkomst tekort geschoten was, maar dit tastte de beschikkingsbevoegdheid van Handelaar 2 niet aan. Kopers waren dus, zo oordeelde het Hof, wel degelijk eigenaar geworden.

In cassatie is het arrest van het Hof vernietigd en is deze terugverwezen naar het Hof voor verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad oordeelde (r.o. 3.3.3) dat door de in de consignatieovereenkomst opgenomen clausuleringen de bevoegdheid van Handelaar 2 tot verkoop van de Mesdag (in de zin van art. 3:84 BW) werd beperkt. Handelaar 2 kon aan die overeenkomst dan ook geen beschikkingsbevoegdheid ontlenen.

Naar het oordeel van de Hoge Raad (r.o. 3.6.1) had het hof niet uit mogen gaan van de goede trouw van de kopers met betrekking tot de beschikkingsonbevoegdheid van Handelaar 2. Zo had het hof niet zonder nadere motivering kopers als “particulier” mogen aanmerken, nu de eigenaren onder meer hadden gesteld dat kopers de waarde van kunst kenden. Tevens overwoog de Hoge Raad dat de omstandigheid dat de Mesdag voor “een bijzonder laag bedrag” is verkocht, aanleiding voor twijfel kan vormen omtrent de bevoegdheid van Handelaar 2 ter zake van de Mesdag, zulks mede tegen de achtergrond van de financiële problemen waarin Handelaar 2 verkeerde en de door hem opgebiechte eerdere “leugens en smoesjes”.

 

Met andere woorden: door overschrijding van de consignatieovereenkomst, was Handelaar 2 niet bevoegd geweest de eigendom over te dragen. Kopers zullen, willen zij voor derdenbescherming in aanmerking komen, de omstandigheden moeten stellen die rechtvaardigen dat zij Handelaar 2 voor bevoegd mochten houden en die uitsluiten dat zij reden hadden aan diens bevoegdheid te twijfelen.

 

De betekenis van het arrest
Het kan van groot belang zijn om bij de aankoop van kunst, zeker wanneer het een groot bedrag betreft, na te gaan of de kunsthandelaar zelf eigenaar is van het schilderij, dan wel op consignatiebasis verkoopt. Is dat laatste het geval, dan kan het lonen om bewijs te verkrijgen dat de werkelijke eigenaar akkoord is met de verkoop. Vraag desnoods om een kopie van de consignatieovereenkomst, ter vermijding van discussies of de kunsthandelaar wel rechtsgeldig kan leveren.

 

Vindplaatsen en literatuur
Vindplaatsen: NJB 2011, 179, Rechtspraak.nl (LJN: BO3521, Hoge Raad, 09/02089), RvdW 2011, 132

 

Zie ook : Beschikking en beschikken over een Mesdag, Over de vervreemding van roerende zaken via middellijke vertegenwoordiging, mr. A.P. Wenting, Maandblad voor het Vermogensrecht (MvV), 2011, nummer 12. Wenting bespreekt diverse constructies van eigendomsverkrijging door een koper in geval van vervreemding via middellijke vertegenwoordiging.

 

 

Auteursrecht: Deze bijdrage is onderzocht, geschreven en gepubliceerd voor de Blog over Kunstrecht van Oostwaard via oostwaard.com/kunstrecht. Het auteursrecht op deze bijdrage berust bij Oostwaard. Het is, anders dan het delen of plaatsen van een link naar de bijdrage, niet toegestaan deze bijdrage (al dan niet in bewerkte vorm) te verveelvoudigen en/of openbaar te maken, behoudens schriftelijke goedkeuring door Oostwaard. Het is niet toegestaan het materiaal te gebruiken in een context waarvoor deze niet bedoeld is. De gebruiker vrijwaart Oostwaard voor eventuele aanspraken van derden naar aanleiding van gebruik van het betreffende materiaal.