Het dilemma van de Krimschatten: het Hofarrest

Gepubliceerd op 25 juli 2019 om 15:50

Op 16 juli 2019 heeft het Gerechtshof te Amsterdam (het Hof) een tussen-uitspraak gedaan in de procedure over de “Krimschatten”. De voorwerpen die in 2014 aan het Allard Pierson Museum (APM) waren uitgeleend door een viertal musea op de Krim (“Krimmusea”).

 

Kort na de aanvang van de tentoonstelling ‘De Krim-Goud en Geheimen van de Zwarte Zee’ kwam de Krim onder zeggenschap van Rusland (voor de feiten zie bijdrage: Het dilemma van de Krimschatten). APM te Amsterdam kreeg te maken met claims tot teruggave van zowel de Krimmusea als de Staat Oekraïne. In afwachting van een definitief rechterlijk oordeel aan wie de Krimschatten moeten worden afgegeven, besloot APM de Krimschatten onder zich te houden. In eerste instantie zijn de Krimschatten door de rechtbank Amsterdam bij vonnis de dato 14 december 2016 toegewezen aan de Staat Oekraïne. Het Hof heeft partijen nu geïnstrueerd om meer informatie over de juridische aspecten van de zaak aan te leveren.

 

In de uitspraak heeft het Hof al een aantal belangrijke punten beslecht:

1. Was de beslissing van APM om de goederen onder zich te blijven houden gerechtvaardigd?

De Krimmusea stelden dat APM de goederen conform de bruikleenovereenkomsten had moeten teruggeven. Zij had de verplichting daartoe en wist wie haar “creditor” was, nl de Krimmusea. Het Hof gaat daar niet in mee. Er is in deze complexe politieke en juridische zaak gerede twijfel aan wie de Krimschatten behoren te worden afgegeven. Het APM heeft verschillende malen overlegd met de Krimmusea en de Staat Oekraïne om een oplossing te bereiken. Onder die omstandigheden was APM gerechtigd om haar verplichting tot afgifte op te schorten. APM behoeft zichzelf geen verwijt te maken.

2. Hebben de Krimmusea procesbevoegdheid?

De Staat Oekraïne vond dat de Krimmusea geen procesbevoegdheid hadden. Door de overgang in de Russische rechtssfeer van de Krim waren de musea verworden tot fantoompartijen. Het Hof oordeelt dat een opgaan van de Krim in de Russische rechtssfeer niet aan de Krimmusea de mogelijkheid ontneemt om in Nederland te procederen.

3. Zijn de Krimschatten onrechtmatig uit de Krim uitgevoerd?

Als de Krimschatten aangemerkt behoorden te worden als onrechtmatig uitgevoerd, zoals de rechtbank had gedaan, dan was de processuele positie van de Staat Oekraïne relatief eenvoudig. Zij kon dan de goederen opvorderen waarna zo nodig verder in Oekraïne moest worden geprocedeerd wie welk recht op de Krimschatten heeft. Of er sprake is van onrechtmatige uitvoer is een uitleg van het UNESCO-verdrag 1970 (dit verdrag beoogt de onrechtmatige invoer, uitvoer en eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen) doorslaggevend.

 

Nederland en Oekraïne zijn beiden aangesloten bij dat verdrag. Het verdrag is sedert 2009 geïmplementeerd, thans in de Nederlandse Erfgoedwet, o.a. in artikel 6.3 van die wet.

 

Artikel 6.3 Erfgoedwet

"Het is verboden een cultuurgoed binnen Nederland te brengen dat:

1. buiten het grondgebied van een verdragsstaat is gebracht met schending van de bepalingen die in overeenstemming met de doelstellingen van het Unesco-verdrag 1970 door die verdragsstaat zijn vastgesteld ter zake van de uitvoer van cultuurgoederen uit die verdragsstaat of ter zake van eigendomsoverdracht van cultuurgoederen;

2. in een verdragsstaat is ontvreemd"

Om antwoord te geven of de Krimschatten onrechtmatig zijn uitgevoerd, gaat het Hof na wat in het UNESCO- verdrag 1970 “uitvoer” volgens het normale spraakgebruik betekent. Zij oordeelt dat de betekenis van "uitvoer" het (illegaal) vanuit het ene land naar een ander land overbrengen van cultuurgoederen is.

Uitvoer zonder geldig uitvoercertificaat is onder het verdrag verboden en ‘onrechtmatige uitvoer’. De Krimschatten waren met een geldig uitvoercertificaat in Nederland gekomen en in beginsel rechtmatig ingevoerd.

 

Maar, aldus het Hof, kan het doel van het Unescoverdrag 1970 aan het begrip onrechtmatige uitvoer een ruimere uitleg worden gegeven. Nl. wanneer een cultuurgoed wel overeenkomstig een exportvergunning buiten het land is gebracht, maar vervolgens niet conform die vergunning in het ontvangende land verblijft. Het doel van het Unesco-verdrag moet zich dan verzetten tegen het verblijf in het ontvangende land.

 

Het Hof overweegt:

"4.21
........

Blijkens onder meer de inleidende overwegingen van het UNESCO-verdrag ziet het verdrag op de bestrijding van diefstal, heimelijke opgravingen en illegale uitvoer:

“Overwegende dat het de plicht is van elke Staat de culturele goederen die zich op zijn grondgebied bevinden te beschermen tegen de gevaren van diefstal, heimelijke opgraving en onrechtmatige uitvoer, (...)”

Van diefstal, heimelijke opgravingen en illegale uitvoer (dan wel van andere illegale praktijken van soortgelijke aard) is hier evenwel geen sprake. In het onderhavige geval verblijven de Krimschatten in Nederland zonder naleving van het bepaalde in de exportvergunningen, niet omdat het APM de Krimschatten beoogt te verduisteren of vanwege andere illegale praktijken, maar omdat de Staat Oekraïne zich er tegen verzet dat de Krimschatten conform het bepaalde in de exportvergunningen aan de Krim Musea worden teruggegeven. Het APM houdt de Krimschatten om die reden rechtmatig onder zich krachtens zijn opschortingsrecht. Dat is niet een illegaal geval dat bestreken wordt door het doel van het UNESCO-verdrag, tot bestrijding waarvan de betrokken staten zich, volgens artikel 2 lid 2 van het UNESCO-verdrag, “met de te hunner beschikking staande middelen” hebben beoogd te verbinden.

...........

4.22

.......

Zo al denkbaar is dat na een rechtmatige uitvoer het verblijf in het ontvangende land, vanwege een latere schending van de exportvergunning, geduid kan worden als een illegale uitvoer, is het ten minste nodig dat het doel van het UNESCO-verdrag tot een dergelijke uitleg aanleiding geeft, derhalve dat zich een illegale activiteit voordoet of heeft voorgedaan die de betrokken staten met het UNESCO-verdrag hebben willen bestrijden. Zoals hiervoor geoordeeld zijn de Krimschatten niet alleen rechtmatig uitgevoerd, maar houdt het APM een museum van onbesproken reputatie, en naar in confesso is beschikkend over de kennis en middelen om de goederen naar behoren te bewaren - deze nu ook rechtmatig onder zich. Van enige illegale activiteit waartegen het UNESCO-verdrag beoogt op te treden is dan ook geen sprake." Daarmee is er geen sprake van onrechtmatige uitvoer en trekt het Hof een andere conclusie dan de rechtbank.

 

4. Wat is de invloed van vergelijkbare wetgeving?

De Staat Oekraïne deed beroep op een drietal enigszins met het Unesco-Verdrag vergelijkbare regelingen waarin het niet teruggeven van cultuurgoederen na verloop van de uitleenperiode wel als “onrechtmatige uitvoer” wordt aangemerkt:

I) De Europese richtlijn betreffende teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht (Richtlijn 2014/60/EU),

II) Het Unidroit Verdrag inzake gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen, en

III) De Wet op de Export, Import en restituties van Cultuurgoederen (Law of Ukraine on Exportation, importation and restitution of cultural values).

 

Europese Richtlijn

Het Hof stelt dat de wetgever dat duidelijk(er) had moeten vaststellen indien zij de Europese richtlijn had willen volgen in haar omschrijving van onrechtmatig uitgevoerd cultuurgoed in de zin van het Unesco- Verdrag 1970. Dat is niet gebeurd. De verbodsbepaling van artikel 6.3 mag niet ruimer dan haar inhoud worden uitgelegd. Het Hof overweegt daarbij dat de Europese Richtlijn rechten geeft aan de lidstaten en Oekraïne is geen lidstaat.

 

Het Hof oordeelt voorts: "4.28 .........

Richtlijnconforme interpretatie kent zijn grenzen. Die grenzen moeten worden gevonden in de algemene rechtsbeginselen, in dit geval met name het rechtszekerheidsbeginsel en het verbod van terugwerkende kracht. Een uitleg die meebrengt dat een rechtmatige invoer van een cultuurgoed, zoals hier het geval is, maanden later alsnog wordt aangemerkt als overtreding van een verbod - dat (ingevolge art. 8.1 sub 2 van de Erfgoedwet) tot bestuursrechtelijke sancties kan leiden - vanwege “het niet terugzenden (...) na het verstrijken van de termijn (...)” is met die beginselen niet verenigbaar.

.........”

Ten slotte stelt het Hof dat (ook) de Europese Richtlijn de strekking heeft om onrechtmatige activiteiten met betrekking tot cultuurgoederen te bestrijden, waarvan, zoals het Hof heeft vastgesteld, geen sprake was. De Europese richtlijn is daarmee niet relevant.

 

Unidroit Verdrag

Het Unidroit-Verdrag is door Nederland niet geratificeerd. Een enger definiëren van het begrip onrechtmatige uitvoer in de Nederlandse wet dan de bewoordingen in het Unidroit verdrag is, aldus het Hof, toegestaan.

Law of Ukraine on Exportation, importation and restitution of cultural values

Artikel 6.3 van de Erfgoedwet ziet niet op rechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen waar geen illegale activiteit aan is verbonden. De wetgeving van Oekraïne maakt dat niet anders, aldus het Hof.

 

5. En hoe verder?

De vaststelling door het Hof dat de Krimschatten niet onrechtmatig zijn uitgevoerd brengt met zich mee dat het Hof de aanspraken op de Krimschatten inhoudelijk moet gaan beoordelen. Dat zijn de vordering van Oekraïne als eigenaresse van de Krimschatten en de Krimmusea als beheerder van de Krimschatten.

Om over die vorderingen te beslissen heeft het Hof meer duidelijkheid nodig met name over:

- Het eigendomsrecht van de Staat Oekraïne (of de Autonome Republiek van de Krim) over de Krimschatten.

- Het recht van operationeel beheer waarop de Musea een beroep doen, alsmede de uitvoerbaarheid/inroepbaarheid daarvan.

- De werking van een door Staat Oekraïne opgeworpen Order no 292 die het beheer van de Krimschatten aan de Krimmusea zou hebben ontnomen.

 

Het woord is thans weer aan de procederende partijen.

 

Commentaar Oostwaard

Het vonnis van de rechtbank en de tussenuitspraak van het Hof zijn beiden een parel om te lezen en brengt de gedachtevorming over het Unesco-verdrag vooruit. In de internationale kunstuitleen is stipte teruggave van ingeleende voorwerpen een pijler van het systeem. Musea willen geen risico lopen hun goederen niet terug te zien door beslaglegging of juridische procedures. In Nederland is het leggen van beslag op cultuurgoederen met een openbare bestemming uiterst dubieus en in voorkomend geval wordt ook wel van overheidswege een verklaring afgegeven die voor de uitlener comfort van terugkeer van de goederen moet bieden.

 

Een inlenend museum zal een beslissing om ingeleende goederen niet terug te geven alleen met grote tegenzin nemen.

 

Niet terugsturen is een museale ‘doodzonde’. Er moet dus echt wat aan de hand zijn. Het zijn de politieke omstandigheden op de Krim geweest en de houding van Staat Oekraïne die APM moesten laten besluiten een rechterlijk oordeel af te wachten aan wie zij de Krimschatten moet afgeven. Zij kon niet anders. Maar het geeft musea in de wereld wel de wake-up call om vooraf aan een uitleen een (juridische) risico-analyse te maken.

 

Hof en rechtbank verschilden over de interpretatie van het Unesco-verdrag 1970. De rechtbank stelt dat het Unesco- Verdrag 1970 een minimumniveau van uniforme bescherming poogt te bieden. Een strikte uitleg van de bepalingen van het Unesco verdrag 1970 was voor de rechtbank niet de juiste weg. Onrechtmatige uitvoer omvatte ook het geval wanneer na de uitleentermijn geen teruggave in overeenstemming met de exportvergunning plaatsvindt.

 

Het Hof oordeelt dat met onrechtmatige uitvoer bedoeld is het geval waarin illegaal van uit het ene land naar het andere land cultuurgoederen worden overgebracht. Dat is nl een van de voornaamste oorzaken van verarming van cultureel erfgoed. Onrechtmatige uitvoer omvat niet het geval dat na de uitleentermijn geen teruggave plaatsvindt. Maar vervolgens komt de redenering van rechtbank en Hof toch dicht bij elkaar, wanneer het Hof oordeelt dat het doel van het Unesco-verdrag 1970 aanleiding kan geven tot een ruimere uitleg in die zin dat ook het geval dat een cultuurgoed dat overeenkomstig een exportvergunning buiten het land is gebracht maar later niet conform de exportvergunning in het ontvangende land verblijft aangemerkt moet worden als onrechtmatige uitvoer. Daarvoor is dan vereist dat het doel van het Unesco verdrag zich verzet tegen het verblijf in het ontvangende land. En daarmee brengt het Hof net wat meer nuance aan dan de Rechtbank.

 

Link naar de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam

 

Auteursrecht: Deze bijdrage is onderzocht, geschreven en gepubliceerd voor de Blog over Kunstrecht van Oostwaard via oostwaard.com/kunstrecht. Het auteursrecht op deze bijdrage berust bij Oostwaard. Het is, anders dan het delen of plaatsen van een link naar de bijdrage, niet toegestaan deze bijdrage (al dan niet in bewerkte vorm) te verveelvoudigen en/of openbaar te maken, behoudens schriftelijke goedkeuring door Oostwaard. Het is niet toegestaan het materiaal te gebruiken in een context waarvoor deze niet bedoeld is. De gebruiker vrijwaart Oostwaard voor eventuele aanspraken van derden naar aanleiding van gebruik van het betreffende materiaal.